vrijdag 23 april 2010

i-K en de Kinder-logica

Vorige week stond ik op metrostation Beurs. Voor mij stapte een lilliputter (mag je dat tegenwoordig nog zeggen? Zullen we zeggen: een andere kant op dan ikzelf verticaal uitgedaagd persoon) de metro in en ging zitten, ik ging een aantal bankjes verder zitten.
Het volgende metrostation stapte een jongentje en zijn vader in. Vader en zoontje gingen naast mij zitten waardoor ik het volgende gesprek opving:
“ Papa! Papa, ik zag een mini-jongen!”
(gelukkig luisterde de papa, zoals het papa’s betaamt, niet helemaal naar zijn zoontje waardoor de zin enige keren met een stijgend volume moest worden herhaald.)
“Dat mag je niet zeggen.”
(een a-pedagogische opmerking waar zo’n kind natuurlijk de ballen van snapt. “ik mag wel vragen om een mini-mars, draag zelf mini-schoenen (als ik ze vergelijk met die van mijn pa), mijn moeder heeft een mini-rok, maar mini-jongen mag ik niet zeggen? Ga even lekker in de hoogste boom zitten met je sprookjes!”)
“Maar het was echt zo.”
(ik hou van kinderen die zich niet uit het veld laten slaan omdat hun vader nou eenmaal een volwassene is en voet bij stuk blijven houden, vooral de stijgende ergernis van papa’s op dit punt doet mij heimelijk gniffelen.)
Het volgende station stapten de ‘mini-jongen’ en ik uit. Door het raam zag ik in de metro het kind met een triomfantelijk gezicht verwoedde pogingen doen om zijn ‘mini-jongen’ aan te wijzen aan zijn vader.
Ik vroeg mij af of de mini-jongen het gesprek net zo vermakelijk vond als ik.

donderdag 22 april 2010

Hij en de Les

Hij stapte in zijn auto en haalde eens diep adem. Vervolgens liet hij zijn hand over zijn steeds kaler wordende kruin gaan en startte de kar.

Het was een vrij rustige dag geweest en dat ondanks zijn les voortplanting aan 3B. Alleen Jorn had dit keer een opmerking gemaakt. ‘Mensen moeten niet praten over dingen die ze toch niet in praktijk brengen.’ Wat wist hij daar nu van?
En het meidengroepje achterin had waarschijnlijk nog minder meegekregen van deze les dan van het vorige hoofdstuk waar zij allemaal een drie voor hadden. Maar goed, hij dacht dan ook niet dat zij geïnteresseerd waren in de theoretische kanten van hun praktijk ervaringen.
Verder waren er maar drie telefoongesprekken gevoerd en was de schade aan zijn lokaal beperkt gebleven tot een ruit uit de deur toen hij Steven de klas uitstuurde wegens het publiekelijk tonen van het besproken lichaamsdeel.

maandag 12 april 2010

i-K en het Stoppen

Soms is het tijd voor een zelf-evaluatie moment. Waar ben ik? Wat wil ik? Wat doe ik?

Daar kun je natuurlijk alle tijd voor nemen met een bakje thee er bij, rek- en strek-oefeningen, even tot jezelf komen, kortom lekker zweverig, dat is je goed recht. Bij mij komen dat soort ‘momenten’ echter meestal in een flits, een momentje zou nog een te groot woord zijn.
Zo ook laatst.
Ik wilde net onder de douche stappen, keek nog even naar de opkomende puist op mijn voorhoofd en dacht ineens:
“Ik heb een gedragspatroon!”
Na vier studies niet afgerond te hebben, vijf keer te zijn gestopt met roken en ook die pogingen weer te hebben gestaakt, zeven sportclubs waarvan ik de pasjes nog in mijn portemonnee heb, maar geen idee heb waar en of de club nog bestaat, zes therapeuten in totale verwarring achter gelaten te hebben en nog een aantal meer voorbeelden kan ik niet anders concluderen dan dat ik in een ding uitblink:
Stoppen!
Ik ben een kei in stoppen met doen, stoppen met gedrag, stoppen met ondernemingen, eigenlijk kun je het zo gek niet bedenken of ik kan er mee stoppen of weer aan beginnen om er vervolgens mee te stoppen.
Nu vind ik dat je met je kwaliteiten altijd iets moet doen, dus ben ik gaan nadenken op welke manier ik deze eigenschap in kan zetten op een positieve manier.
En vanochtend had ik het ineens.
Ik heb meteen de dichtstbijzijnde school gebeld om mij aan te melden als klaar-over-moeder. Mijns inzien een beroep waarbij je goed moet kunnen stoppen.
Ook het stoppen van sokken heeft nog de revue gepasseerd, maar alle naaiateliers nemen alleen all-round-naaisters aan, er is geen geld voor specialiteiten.
Nu ben ik geen moeder, maar met enige overredingskracht van mij kant en het waarschijnlijk chronisch te kort aan klaar-overs op de desbetreffende school kon ik vanmiddag al beginnen!
Dus stapte ik in mijn nieuwe hippe oranje vest op de fiets.
Overigens is het fietsen met een klaar-over-bordje (ja, als ik het doe, doe ik het goed) nog een hele kunst, het ding zwiepert alle kanten op, slaat de mensen voor je op hun kont als je bij het stoplicht staat of prikt jezelf in je buik wanneer je dit probeert te voorkomen.
Gelukkig kwam ik nog in originele staat aan bij de mij toegewezen oversteekplaats.
Zo heb ik dus vanmiddag mooi even het leven gered van zeker 120 kinderen. En ik kan je vertellen: dat is geen pretje…
De kinderen lachten mij vierkant uit, wegens mijn mooie oranje vest.
“Ja lach maar…” zei ik en zij lachten nog harder, ik heb toch een bepaald overwicht op die koters.
“als jullie er ooit achter komen wat jullie kwaliteiten zijn dan piep je wel anders.” Waarop de kleine mensjes als muizen begonnen te piepen en ik mijn natuurlijk overwicht nu zelf ook als vorm van indoctrinatie ging beschouwen.
Toch ging ik stug door met het afwisselend tegenhouden en doorlaten van auto’s. Waarom weet ik niet, maar net begonnen aan mijn nieuwe baan kreeg ik van de automobilisten meteen een nieuwe baan aangeboden als ‘meisje van plezier’, daar kwam het ongeveer op neer. Ik kon natuurlijk niet alles verstaan aangezien sommigen ook stug hun raam dicht hielden tijdens het roepen.
Ik heb ze even vriendelijk uitgelegd dat ik daar echt niet geschikt voor ben. Een prostituee waarvan haar grootste kwaliteit stoppen is? Denk niet dat het een doorslaand succes zal zijn.
Maar goed, al met al was het best te doen in het zonnetje.
De tegenvaller kwam pas toen ik bijna klaar was om naar huis te gaan. Ik moest nog een dreumes veilig naar de overkant laten dribbelen en wierp mij dus weer op de oversteekplaats voor een auto.
Deze automobilist hield echter niet van oranje hesjes of had spaans bloed in zich, want in plaats van te stoppen gaf hij gas en schepte mij op de voorkant van zijn auto. Ik draaide mij daar om terwijl hij over de weg raasde en een klein moment keken wij elkaar in de ogen. Ik, waarschijnlijk, zeer verbaasd zo was ik nog nooit vervoerd. Hij leek eerder blind van woede (dus van echt elkaar aankijken was hier geen sprake) en er kwam ook nog een wolkje stoom uit zijn neus alvorens hij knalhard op de rem trapte.
Door de plotselinge stilstand werd ik meters door de lucht gezwiept en bij het landen schepte ik een andere klaar-over-moeder die drie oversteekplaatsen verder ook net bezig was aan haar laatste lading.
Wonderwel had ikzelf alleen een schaafwond, maar de moeder lag behoorlijk in de kreukels en moest naar het ziekenhuis vervoerd worden.
Om een lang verhaal kort te maken denk ik niet dat ik nog zo lekker lig in de het klaar-over-team, dus ik ga zo de klaar-over-teamleidster maar even bellen dat ik er mee stop.
Altijd doen waar je goed in bent.

zaterdag 10 april 2010

i-K en mijn Bouwmarkt-kriebels

Het is weer zomer, of in ieder geval dat wat er voor door moet gaan in ons koude kikkerlandje… Dit betekende dat mijn huisgenoot en ik ons onlangs naar de Praxis haastten. De praxis, de Gamma, de Hornbach, allemaal fantastische winkels in mijn ogen. Allereerst zijn ze zo groot, immens en gigantisch (tenminste die bij mij in de buurt, een ieder die in de buurt van een kleine bouwmarkt woont, je mist iets!) dat de muren en schappen bijna schreeuwen om een potje oud-hollands verstoppertje spelen. Ik hou daar van oud-hollandse spelletjes en gigantische bouwwerken. Jammer genoeg houden de meeste personen met wie ik mij doorgaans in dit soort winkels bevind niet van verstoppertje spelen. Dit komt doordat ik mij meestal met mannen in bouwmarkten begeef. Ikzelf heb twee linkerhanden, dus die mannen zijn er als een voorzorgsmaatregel. Mannen zijn namelijk in een bouwmarkt met een missie. Zij bedenken van te voren wat zij gaan kopen, steven in de winkel direct op het juiste gangpad af, pakken de dingen die zij nodig hebben en benen direct door naar de kassa. Hoe ze dat doen is mij tot op de dag van vandaag een raadsel. Hoe weten ze wat het juiste gangpad is? Al die dozen, schroeven en planken lijken op elkaar. Hoe weten ze wat ze moeten hebben? Weten ze echt zeker dat ze niet nog zo’n leuk uitgestald blikje verf in een niet te combineren kleur nodig hebben? Maar vooral, hoe kunnen ze niet afgeleid raken door al die andere producten die ze passeren? Ikzelf raak in een bouwmarkt tureluurs van alles dat op mij afkomt. Misschien vandaar dat ik de drang heb verstoppertje te spelen. Vanwege de regels is het verstoppertje spelen dan namelijk een duidelijk neergezette en afgebakende activiteit. Is dat er niet dan dwaal ik als een stuurloos schip door die winkel, waardoor de man waarmee ik mij daar bevindt alsnog het idee heeft dat er verstoppertje wordt gespeeld. En dat laatste wordt mij niet altijd in dank afgenomen. Komt bij dat ik tijdens mijn dwaaltochten door deze winkels vaak dingen tegen kom die ik denk nodig te hebben, dit wordt mij door mijn portemonnee niet in dank afgenomen en thuisgekomen blijken de aangeschafte producten vooral erg bruikbaar te zijn als in-de-weg-sta-objecten. Zo ook deze keer. Terwijl ik mijn weg probeerde te vinden tussen het behang, de vijvertjes en kattenbakken (ja, wij bevonden ons, vanwege het in aantocht zijnde mooie weer op de tuin-afdeling van de Praxis), was mijn huisgenoot vastberaden op de graszaden afgestapt (is het je ooit opgevallen dat mannen normaal gesproken niet vooruit te branden zijn maar in een bouwmarkt met de snelheid van een dolle stier op het juiste produkt afstevenen?). Na wat geharrewar over welke zaden wij zouden moeten strooien over het stukje grond dat wij hadden veroverd op het, door de woningstichting in al haar groen-verantwoorde-image, maar oh zo minieme huurders-denkwijze-inzicht geplante, stukje groen dat waarschijnlijk bedoeld was om ons het idee te geven dat wij in de natuur wonen. Waarbij mijn goed onderbouwde argumenten voor een doos met meer zaden in de wind werden geslagen met een: “Dat gras groeit vanzelf wel hoor!” Hopte mijn huisgenoot door naar de kassa. Ikzelf kwam daar natuurlijk wat later aan. Thuis gekomen strooiden wij, volgens de aanwijzingen op de verpakking, de zaden over het stukje grond. Omdat wij graag een grasveld wilden doen verschijnen voordat onze andere huisgenoot terug was van zijn vakantie werden de zaden gevoed met mest en een hele hoop water. Een beetje aanstampen en laat het grasveld maar komen! Hierna trokken wij een biertje open en genoten van de voorpret, want wat allemaal te doen wanneer wij een heus gazon van 1 bij 1mtr. voor onze deur hadden? De mogelijkheden leken eindeloos. Vooral doordat alle bedachte praktijken na elkaar zouden moeten plaatsvinden gezien de afmetingen van ons grasveld-to-be. Inmiddels zijn wij vier weken verder, gras hebben we! Weliswaar her en der verspreidt en de ‘der’ dan nog meer op plekken waar wij helemaal geen gras hebben gezaaid. Het gras is in ieder geval springend van pol naar pol te bereiken. Dus geven wij het gras trouw iedere avond water, hopend op, misschien, wanneer de zon nog eens echt een hele dag schijnt, de mogelijkheid op het gras, in de zon, te ontbijten. Ik heb het eens bekeken, maar ’s morgens hebben wij helemaal geen zon op het tot grasveld gebombardeerde stukje grond. Ik geloof dat ik toch liever stuurloos door een bouwmarkt loop dan mij te conformeren aan de plannen van mannen, die bij thuiskomst toch altijd iets minder goed bedacht en doordacht lijken dan zij doen toeschijnen in de winkel zelf.

donderdag 8 april 2010

i-K en het Gewoon Zijn

Het was een doordeweekse rustige avond, zij sloeg de laatste druppels van het bord en zette dit in het afdruiprek.

Hij opende de kast in de kelder en pakte een hamer en een spijker.
Zij propte de laatste dingen in de overvolle vuilniszak en knoopte de zak dicht.
Onderweg naar buiten haalde ze haar hand door zijn haar terwijl hij gebukt probeerde de tochtstrip vast te timmeren in de deurpost.
Zij vervolgde haar weg naar de ondergrondse vuilnisbakken en foeterde op het slot van het hek dat al weken niet reageerde op haar sleutels.
En terwijl ik de vuilniszak weg zag glijden naar ver weg realiseerde ik mij dat ik beland was in een situatie waarin ik een deel was van ‘wij’. Een relatie waar ik twee jaar geleden nog niet in geloofde. Tenminste, niet voor mijzelf.
Een huisje, boompje, beestje. Nou ja, twee huisjes, geen boompje (want: Rotterdam) en een eigenwijze kat.
En voor het eerst realiseerde ik mij dat ik dat helemaal niet erg vond. Ik vind het niet meer erg om ‘gewoon’ te zijn. Ik ben een deel geworden van iets waar ik mij jaren tegen heb verzet en eigenlijk vind ik dat wel lekker rustig. Het is vertrouwd, het is gewoon, het is alsof het nooit iets anders geweest is en toch is het ontzettend speciaal.