zaterdag 30 januari 2010

i-K en mijn Vitamine-verlichting

Mijn dokter is een wonder-dokter.


“Mevrouw, u heeft een vitamine B12 tekort.”
Met bovenstaande woorden maakte hij vorige week al mijn hoofdpijntjes, buikpijntjes, ontstekinkjes, puistjes, schimmeltjes, lichtflitsjes, slapeloze nachtjes, haartjes die uitvielen en andere kleine ongemakken
waarmee mijn lichaam mij inmiddels al zo’n jaar teistert ongedaan. Nou ja, ongedaan? Verklaarbaar in elk geval.
Alleen de oplossing van dit probleem is nog niet zo simpel.
Men dient zichzelf namelijk te voorzien van vitamines B12 door middel van vlees. Ai, probleem! Want vlees staat al jaren niet op mijn menu. Vandaar ook mijn vitamine-tekort, volgens mijn dokter. Een speurtocht op internet leert mij echter dat vitamines B12 ook zitten in vis (wat ik dan weer wel eet) en het menselijk lichaam een voorraad van drie jaar aanlegt. Snelle rekensom leert mij dat ik dus korter last heb van vitamine B12 afname dan dat ik vegetariër ben, dus het komt niet door mijn geen vlees eten.
En zo speelt iedereen een beetje voor eigen rechter toch? Ik bedoel… we hebben niet voor niets allemaal vroeger doktertje gespeeld… de functie daarvan was het leren kennen van ons eigen lichaam. Nu kan ik mij niet herinneren doktertje te hebben gespeeld met mijn huidige dokter dus beweer ik dat mijn huidige dokter enigszins achterloopt op het Anne’s-lichaams-kennis-gebied.
Toch zit ik mooi met een vitamine B12 tekort in mijn maag (en alle bij komende klachten die zich niet alleen tot mijn maag beperken). Dus opgetogen sjees ik met mijn bloemenfiets naar de Kruidvat! Ook in vitaminepillen (de gekken die dat vitaminesupplementen noemen zijn duur-doeners en die moeten we door de plee spoelen, supplementen= pillen (of druppels)! Laten we het leven niet moeilijker maken dan dat het is.) voorziet de Kruidvat… (voor verhalen over andere dingen waarin deze drogist voorziet zie verderop in deze pagina)
Naast mij te barsten eten aan de vis die mijn vriendje nu extra vaak extra lekker voor mij klaarmaakt. (Altijd van de nood een deugd maken is mijn advies), prop ik iedere ochtend een knalgele pil in mijn mik.
Wat schetste in de eerste week mijn verbazing echter? Nog geen uur nadat ik de pil in mijn mik had gesmeten kletterde het spul in sneltreinvaart alweer mijn lichaam uit. Hmmz… zou ik een vitamine-opname-probleem hebben? Enige navraag bij vitamine B12 tekort experts (en daarvan schijn je er in deze tijden ineens een heleboel te hebben) leerde mij dat mijn kanariegele plasje een normaal bijverschijnsel is van de pillen.
Hm.
Ik zal er dus voorlopig mee moeten leren leven dat wanneer ik op de WC zit ik moet doorspoelen als ik nog met mijn billen op de WC zit, wegens verblindingskansen van alles en iedereen in tien meter omtrek van de WC wanneer ik opsta (ja, ook door de dichte deur heen).
Daarentegen produceer ik dan wel weer met een plasje genoeg licht om de Eiffeltoren ’s nachts mee uit te lichten (waarom ik daar baat bij zou hebben mag Joost weten), dus dat bespaart weer energie, alleen steeds mijn plasje opvangen in een glazen potje vind ik zo’n gedoe.
Dus als ik nu op de WC zit denk ik even aan alle ‘verdronken’ goudvissen die toch nog even belicht worden…

zondag 10 januari 2010

i-K en de Gen-confrontatie

Ik bracht deze week een aantal dagen bij mijn vader door. Als ik dat vertel aan anderen voel ik altijd de noodzaak mijzelf uit te leggen. Het gescheiden-ouders-syndroom zullen we het maar noemen. Dat zorgt er voor dat je je 'familie-tijd' altijd in tweeën zult moeten splitsen, of: er twee keer zoveel tijd voor uit moet trekken. In mijn geval echter betekent het dat ik mijn overvolle agenda bekijk en mijzelf bedenk dat ik (alweer) vergeten ben familie-tijd in te plannen. Paniek, duizend excuses en verontschuldigingen van mijn kant en de belofte het volgende week/ maand en jaar anders aan te pakken en toch écht langs te komen. Hier wordt dan vervolgens op gereageerd met een: "Ah joh, dan kom je toch gewoon een andere keer, maakt niet uit! Fijne week!" Waardoor mijn schuldgevoel zich nog eens vertienvoudigt. Heb ik weer... meelevende, invoelende, geiten-wollen-sokken-ouders.
Vandaar dat ik vorige week blij was met mijn eigen genialiteit, ik houd het graag verborgen, maar af en toe kunnen die hersens van mij best slim uit de hoek komen.
Het plan: Een sweet sixteen-feestje van mijn neefje combineren met een bezoek aan mijn vader. Mijn vader heeft namelijk sinds een jaar besloten dat de randstad (lees: alles bereisbaar en, vooral, bereikbaar) niet meer volstaat en heeft besloten in de middle of nowhere te gaan wonen (lees: Rossum, in de buurt van Oldenzaal, dat ligt weer in de buurt van Hengelo, wat beide (je gelooft het bijna niet) gewoon steden in Nederland zijn). Dit besluit heeft de frequentie van mijn bezoeken aan hem, wat al niet buitensporig hoog was, nog verder in aantal doen afnemen. Komt bij dat hij het daar wonen combineert met af en toe zich verplaatsen naar het dichtsbijzijnde ziekenhuis en/of Den Haag waardoor onze ontmoetingsplekken zich ondertussen hebben gelimiteerd tot de trein... En aangezien de NS daar nog steeds de boel runt snap je wel weer hoe vaak het tot een afspraak komt...
Maar gelukkig was er dan nu toch de tijd voor mij om eens even langs te hobbelen op de 'boerderij'. En, het moet gezegd, het is ver voor een Rotterdams-meisje, maar het is er mooi, stil en, vooral, lekker rustig. Dit in bevestiging van mijn idee dat mijn vader nu toch echt een oude lul aan het worden is. En dat mag ik opschrijven, want toen ik dit tegen hem zei kwam er een bevestigend antwoord.
Zo'n paar dagen met je vader doorbrengen is iets wat bij mij steeds leidt tot confronterende inzichten.
Mijn vader en ik zijn namelijk twee handen op één buik, twee zielen één gedachte en meer van dat soort onzin. Het komt er op neer dat ik een onevenredig aantal genen van mijn vader heb geërfd (om dit recht te trekken heeft mijn zusje er weer onevenredig veel van mijn moeder geërfd, of is zij gewoon van de melkboer) en daardoor overdreven veel op hem lijk.
Het begint al bij ons uiterlijk. Niet dat ik wil beweren dat ik op een man lijk, maar gezien het feit dat wij beiden nogal lang zijn moet ik dit toch wel aanmerken als een overeenkomst. Deze lengte zorgt er tevens voor dat voorwerpen beneden de 1 mtr 30 (dwergen, dieren en kleuters) zich enigszins uit de voeten moeten maken als wij er aan komen dit omdat wij er anders over struikelen. In mijn geval wil ik dit nog wel eens opmerken en mijn welgemeende excuses maken. Mijn vader banjert echter rustig door en merkt bij het uittrekken van zijn schoenen pas dat hij een schaap heeft meegenomen. Ooit hadden wij een konijn... meer wil ik er niet over kwijt.
Ook zijn wij beiden vergeetachtig, de NS heeft een speciaal 'gevonden voorwerpen-depot' voor ons, en de verhuisplannen van mijn vader dienden dan ook eerst door de NS te worden goedgekeurd omdat dit zijn en mijn reis-frequentie op risico-volle reizen (reizen langer dan één uur lenen zich uitstekend voor het vergeten van spullen, dit doordat ik tegen de tijd dat ik aankom gladweg ben vergeten wat ik ook alweer bij mij had en zonder bagage de trein uitstap) (sinds een tijdje wordt er in de trein omgeroepen dat 'u bij het verlaten van de trein uw bagage niet moet vergeten'... doen ze voor mij)
Verder hebben wij geen van tweeën ook maar enig idee van wat zich in de koelkast bevindt. Dit had als gevolg dat ik na het doen van de boodschappen zowaar vijf pakken yoghurt tegen kwam (mijn vader woont alleen en yoghurt is niet zijn meest favoriete etenswaar) en dus genoodzaakt was een heel pak in mijn uppie te verorberen.
Daarnaast zijn er natuurlijk de 'normale' overeenkomsten, zoals het houden van lezen, niksnutten en gesprekken voeren met mensen die zo erg twents praten dat we er geen kierewiet van verstaan. Aangezien ik er vaak van uit ga dat het gesprek door mijn vader wel gevolgd wordt lach ik uit beleefdheid mee en wanneer de gesprekspartner buiten gehoorafstand is vraag ik: "Wat zei hij?" (het zijn opvallend vaak 'hij's' die onverstaanbaan praten, sorry mannen.) Waarop mijn vader steevast antwoord: "Ik heb géén idee!" En wij het komende half uur vullen met het raden van het gespreksonderwerp van het zojuist gevoerde gesprek. Dit laatste kan natuurlijk erg vermakelijk zijn, maar aangezien wij beiden ook behept zijn met het 'hoe heet hij/zij ook alweer'-virus, oftewel: gezichten herkennen is geen probleem, maar elke relatie tot die persoon alsmede ook de naam zakt binnen mum van tijd (ongeveer drie seconden na het voorstellen) weg in de diepste catacomben van ons geheugen om nooit meer terug gevonden te worden, wordt het voeren van gesprekken enigszins bemoeilijkt. Zittend op een terras in Oldenzaal werd mij dit maar weer eens duidelijk. Een bekend gezicht stapte breed lachend op ons af. Aangezien onze hele familie vanuit dezelfde rots lijkt te zijn gehakt was het mij al snel duidelijk dat dit een familie-lid was. Van de kant van mijn opa of oma was (en is) mij echter onduidelijk. Gezien de leeftijd was het een oom van mijn vader. Dat had ik allemaal binnen de tijd dat ik deze oom de hand moest schudden geconstateerd. Paniekerig keek ik nog mijn vader zijn kant op hopend een naam te horen, maar mijn vader was al verzand in een twents murmelend gesprek over 'Jan en Marietje van die en die' (Geloof mij, ze heten allemaal Jan of Marietje in die contreïen en als je er dan nog 'van die en die' achter plakt weet ineens iedereen over wie het gaat)(behalve ondergetekende). Maar goed, lief lachend en meemurmelend sloeg ik mij door dit gesprek heen. Oom X had zijn hielen nog niet gelicht of ik vroeg mijn vader: "Welke was dit?" Een gefronsde wenkbrauw werd gevolgd door een: "Uh... Ik heb geen flauw idee!" Ach, what's in a name? Zullen we maar zeggen.
De laatste paar jaren kom ik naast overeenkomsten ook steeds meer achter verschillen tussen mij en mijn vader. Gelukkig maar, want zo hoort het ook zullen de psychologen, pedagogen en al het andere sociaal ingestelde gespuis onder jullie zeggen... Maar ook dit kan best confronterend zijn hoor.
Laten wij even teruggaan naar het feit dat wij beiden niet weten wat er in de koelkast staat. Bij mij is dit een kwestie van vergeetachtigheid en te lui zijn om voor de tocht naar de supermarkt een blik in de koelkast te werpen. Mijn vader heeft echter een niet-werkend-huishoudelijk-systeem. Wanneer de boodschappen zijn gedaan worden deze namelijk, zonder uitzondering, allemaal voorin de koelkast gezet. Dit heeft twee nadelen. Ten eerste: de pakken rijst, spaghetti en de koffie belanden op deze manier in de koelkast alwaar geen levende ziel die dingen ooit nog terug vindt, ook mijn vader niet, want de verbinding tussen de uitpak-plek en de vind-plek van de boodschappen is hem al 50 jaar ontgaan. En ten tweede: alle dingen die als eerste zijn gekocht verstoppen zich op deze manier achter de later binnengekomen levensmiddelen alwaar ze niet meer te zien zijn. Vandaar de vijf pakken yoghurt die uit de koelkast vielen toen ik deze opentrok om de nieuwe boodschappen er in te leggen, gevolgd door een maaltijdsalade, zes pakken sap, drie pakken koffie en een oud koekje.
Één van mijn vrienden zij laatst: "zoals jij het omschrijft kan jouw vader helemaal niet voor zichzelf zorgen." Bij deze wil ik even duidelijk maken dat dat natuurlijk onzin is... als hij dat niet kon wat doet hij dan al 53 jaar op deze aardkloot? Hij kan alleen niet zo praktisch voor zichzelf zorgen, maar ik heb het vermoeden dat hij daarom ook twee dochters heeft gekregen en is het mijn taak hem af en toe eens op zijn onhandigheid te wijzen, zijn koelkast uit te mesten, hem de goede kant op wijzen. Maar ook: op het terras te kletsen, de wonderlijke wereld van het servies uit te leggen, te lachen om het twentse land en de taal, ons te verbazen over de hoogte van rekken in de albert heijn, een beetje discussieren over het leven terwijl wij uitkijken over het veld vol koeien, en, ik zeg het eerlijk, af en toe vertederd te worden door en trots te zijn op die grote teddybeer, die nooit langer dan één uur zijn kleren schoon houdt, maar zich hier niks van aantrekt, die mijn vader is!