vrijdag 5 november 2010

Ik en de genânte kassa-vertoning

De man voor mij in de rij bij de kassa had een dochter. Hier was hij ontzettend trots op, want hij vertelde het aan iedereen waar hij toevallig zijn oog op liet vallen.
Vaders die trots zijn op hun baby zijn, over het algemeen, schattig. Vaders die trots zijn op hun oudere dochter dansen op de scheidingslijn tussen ontroerend en vies. Vaders die trots zijn op hun dochter en dit uiten wanneer de dochter er naast staat, zijn schaamteloos en hard op weg het kleine beetje respect dat hun dochter nog voor ze had om zeep te helpen.
Twee meter bij deze man vandaan stond een jonge vrouw van een jaar of zestien schaamtevol door de grond te zakken.
Toch ging vader nog even door en zei tegen de jongen achter de kassa: “Dat is nou mijn dochter! Had je niet gedacht hé?” Alsof de jongen achter de kassa al jaren lang op zaterdagmiddag een kopje koffie kwam halen en vaderlief zijn dochter vakkundig al die jaren verborgen had weten te houden.
De jongen achter de kassa lachte schaapachtig en leek te denken dat hij door zijn vrienden was opgegeven voor een datingprogramma met een verborgen camera.
Ik stond inmiddels ook al om mij heen te kijken wanneer er iemand knalhard ‘surprise’ zou gillen. De man had namelijk besloten dat niet de jongen achter de kassa, maar degene achter hem de beste gesprekspartner zou zijn. Ik dus.
“Ja, ja, dat zo’n lelijkerd als ik nog zo’n mooie dochter kon hebben. Had je niet gedacht hé?”
De man had zelfinzicht, alleen konden zijn brilglazen wel een andere sterkte gebruiken. Zowel hijzelf als zijn dochter liepen erbij alsof ze zojuist door de storm onder een voorbijrazende trein waren geblazen en daarna het hele stuk richting de supermarkt hangend aan de vrachtwagen stuiterend met hun gezicht op het asfalt hadden afgelegd. Daarbij was mij inmiddels ook wel duidelijk dat het intelligentieniveau ook niet helemaal op het gemiddelde zat.
Ik weet dat dit soort mensen bij anderen vaak afschuw opwekken of op hun lachspieren werken en daarom gemeden worden. Ik vermijd ze liever om een andere reden: medelijden. Ik sta mij altijd in te beelden hoe hun huiskamer er uit moet zien. Smoezelig met overal lege halve liter blikjes van het huismerk, waarvan er nu ook weer tien in een plastic tas verdwenen. Hondenharen tot achter het behang die geproduceerd worden door een hond met lang haar die altijd stinkt. Meubels waar je met alle liefde van de wereld de oorspronkelijke kleur en staat niet meer in terug kunt vinden.
Een moeder die laveloos op de bank ligt en een dochter die afgeblaft wordt waarom zij niet genoeg halve liters heeft gehaald. En vader? Die is nooit thuis. En als hij er wel is schuift hij moeder wat opzij, gaat naast haar zitten en blaft mee tegen dochterlief, moeder of de TV.
Dat, of in de vieze omgeving heerst constant een ongemakkelijke stilte van mensen die al jaren niets meer te zeggen hebben.
Alles bij elkaar lijkt niet alleen hun kamer maar ook hun hele leven zich achter een bruine waas af te spelen.
Dat had ik mij inmiddels al allemaal staan te bedenken terwijl de man zijn biertjes afrekende, dochterlief de chips in een plastic tas deed en daarna ongeïnteresseerd naar de blikjes van haar vader keek die de band afrolden en tegen de zijkant tot stilstand kwamen.
Het leek haar nog weinig te interesseren dat haar vader en plein public een soort datingshow om haar heen bouwde en inmiddels ook de mensen in de rij naast ons met een vreemde blik naar de man en zijn dochter stonden te staren.
Ik mompelde nog tegen vader: “Ja, daar mag je trots op zijn.”
Hij draaide zich om en zei: “Ik weet wat de mensen denken.”