Het was een doordeweekse rustige avond, zij sloeg de laatste druppels van het bord en zette dit in het afdruiprek.
Hij opende de kast in de kelder en pakte een hamer en een spijker.
Zij propte de laatste dingen in de overvolle vuilniszak en knoopte de zak dicht.
Onderweg naar buiten haalde ze haar hand door zijn haar terwijl hij gebukt probeerde de tochtstrip vast te timmeren in de deurpost.
Zij vervolgde haar weg naar de ondergrondse vuilnisbakken en foeterde op het slot van het hek dat al weken niet reageerde op haar sleutels.
En terwijl ik de vuilniszak weg zag glijden naar ver weg realiseerde ik mij dat ik beland was in een situatie waarin ik een deel was van ‘wij’. Een relatie waar ik twee jaar geleden nog niet in geloofde. Tenminste, niet voor mijzelf.
Een huisje, boompje, beestje. Nou ja, twee huisjes, geen boompje (want: Rotterdam) en een eigenwijze kat.
En voor het eerst realiseerde ik mij dat ik dat helemaal niet erg vond. Ik vind het niet meer erg om ‘gewoon’ te zijn. Ik ben een deel geworden van iets waar ik mij jaren tegen heb verzet en eigenlijk vind ik dat wel lekker rustig. Het is vertrouwd, het is gewoon, het is alsof het nooit iets anders geweest is en toch is het ontzettend speciaal.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten